Nederlands Literatuur & Cultuur 1&2

Portfolio Chloë Ogiers



chloe.ogiers@student.kdg.be

Gedichtanalyse

Paul Snoek

Paul Snoek was een van de bekendste dichters en prozaschrijvers uit België. Daarnaast was hij ook een kunstschilder. Paul Snoek was niet de echte naam van deze dichter; het is een pseudoniem. Snoeks echte naam was Edmond André Coralie Schietekat. Hij was afkomstig uit Sint-Niklaas, waar hij op 17 december in het jaar 1933 geboren werd. Paul Snoek was de oudste zoon van Omer Schietekat en Paula Snoeck, vandaar zijn pseudoniemkeuze.

In 1961 trouwde Schietekat met Maria Madgalene Vereecke en samen kregen ze drie kinderen, waaronder een tweeling, bestaande uit Jan en Paul en een dochter Sophie. In 1977 trouwde hij met Martine Laroye. Op 47-jarige leeftijd liet hij het leven in een auto-ongeluk op 19 oktober 1981.

Paul Snoek wordt tot experimentele dichtersgroep, de Vijfenvijftigers, gerekend. Deze generatie dichters, die voornamelijk uit Vlaanderen kwamen, vormden een reactie op de voornamelijk Nederlands dichtersgroep, de Vijftigers. Paul Snoek weigerde zelfs tot de (Nederlandse) Vijftigers gerekend te worden.

Het werk van Snoek is moeilijk in te delen onder 1 genre. Hij begon namelijk als romantisch dichter, maar steeds meer werden zijn gedichten cynisch en agressief. Zijn laatste gedichten kan je zelfs pessimistisch noemen; ze reflecteren de manisch-depressieve buien die hij in zijn laatste jaren steeds vaker vertoonde.

 

Bundels

- Archipel. Gedichten. (1954). Antwerpen: De Sikkel

- Zwarte Muze. Gedichten. (1968). Antwerpen/Brussel/Den Haag: Manteau

- Richelieu. Gedichten. (1961). Antwerpen/Brussel: Manteau

 

Thema’s

- eenzaamheid

Dit thema komt het meeste voor in zijn gedichten. Opmerkelijk vind ik dat, aangezien hij 2 keer getrouwd is en 3 kinderen had. Maar vanwege zijn depressies kan ik er wel inkomen dat hij zich diep vanbinnen wel eenzaam en niet begrepen voelde.

- (één-zijn met) de natuur

Paul Snoek roept vaak natuurbeelden op in zijn gedichten.

- de liefde voor zijn (eerste) vrouw

Paul Snoek schreef zelfs een dichtbundel (bestaande uit 9 gedichten) speciaal voor zijn eerste vrouw Maria Magdalena of Mylène.

 

Prijzen

- Driejaarlijkse Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie (1969) – De Staatsprijs voor de Vlaamse poëzie heet nu de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Poëzie. Deze Cultuurprijs wordt nog steeds elke drie jaar uitgereikt door de Vlaamse gemeenschap aan een dichter die de voorafgaande drie jaar op een positieve manier in de kijker stond. In 1969 won Paul Snoek deze prijs voor De zwarte muze.

- Jan Campert-prijs (1971) – De Jan Campert-prijs is een prijs die jaarlijks wordt uitgereikt. De prijs werd in 1948 opgericht door de Jan Camper-Stichting en is natuurlijk vernoemd naar de Nederlandse dichter Jan Campert, vader van dichter Remco Campert. Paul Snoek ontving de prijs in 1971 voor zijn bundel ‘Gedichten’.

WEETJE: In 1991 heeft Sint-Niklaas, het geboortedorp van Paul Snoek, de Paul Snoekprijs opgericht. De prijs bekroont een bundel Nederlandstalige poëzie, die verschenen is in de voorafgaande 3 jaar (, vroeger 5 jaar).

 

Gedicht

Onderstaand gedicht vond ik in de bloemlezing uit de poëzie van Paul Snoek, samengesteld door Herwig Leus. Even heb ik getwijfeld om het gedicht Voormiddag in augustus te nemen, omdat ik dit al kende uit het middelbaar en dit een erg mooi gedicht vond. Maar bij het verder lezen in de bloemlezing sprak Een zwemmer is een ruiter me net iets meer aan.

 

Een zwemmer is een ruiter


Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water,
is liefhebben met elke nog bruikbare porie,
is eindeloos vrij zijn en inwendig zegevieren.

En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers,
is met armen en benen aloude geheimen vertellen
aan het altijd allesbegrijpende water.

Ik moet bekennen dat ik gek ben van water.
Want in het water adem ik water
word ik een schepper die zijn schepping omhelst,
en in het water kan men nooit geheel alleen zijn
en toch nog eenzaam blijven.

Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.

 

Uit: Hercules. Gedichten. (1960). Brussel: Manteau.

In zwembad "De Zijl" in Leiden

 

 

De titel

Snoek gebruikt hier al meteen een metafoor. Op basis van een gelijkenis of analogie wordt een zaak of persoon vergeleken met een andere zaak of persoon. De gelijkenis op basis waarvan de dichter de metafoor gebruikte is volgens mij het feit dat een zwemmer zich verbonden voelt met het water, zoals een ruiter zich verbonden voelt met zijn of haar paard. Beiden beheersen ze hun eigen lichaam en zijn ze respectievelijk meester van het water en het paard.

Het lyrisch ik

In de eerste twee strofes wordt de ik-figuur niet uitgedrukt. Pas in de derde strofe geeft het lyrisch ik zijn mening en ervaring met het zwemmen en het water. Hij, want ik ga ervan uit dat Paul Snoek deze ik-guur is, moet bekennen dat hij dol is op het water. Hij zegt een schepper te worden die zijn schepping omhelst. Hieruit kan je afleiden dat de ik-figuur zich boven andere mensen stelt; hij ziet zichzelf als een schepper, als de schepper van het water. In vers 4 van deze strofe wordt de bepaalde ‘ik’ opeens vervangen door het onbepaalde ‘men’. Wat in de ik-persoon gezegd wordt is heel positief: houden van het water en de schepper zijn van het water. In die laatste twee versregels is er sprake van een ommekeer: in het water voelt men zich eenzaam. Deze opmerking is aan de negatieve kant en wordt veralgemeend. Niet enkel de ik-figuur voelt zich eenzaam in het water, maar ‘men’.

Waar de ik-figuur zichzelf nog zonder aarzeling ‘schepper’ durft noemen in strofe 3, is hij opeens erg voorzichtig in de laatste, op zichzelf geplaatste, versregel. ‘Zwemmen is een beetje bijna heilig zijn.’ Uit ‘een beetje’ en ‘bijna’ kan je toch wat bescheidenheid afleiden. Het voelt alsof het lyrisch ik zichzelf wil afremmen, omdat hij al zo te hevig tekeer is gegaan in de voorafgaande strofes. Hij beseft nu dat hij de lezer misschien heeft afgeschrikt en doet nu een voorzichtige uitspraak.

Thema en motieven

Het thema van dit gedicht zou je kunnen omschrijven als ‘de gevoelens die zwemmen oproepen’. Zwemmen roept duidelijk veel gevoelens op bij het lyrisch ik.

Het water en het zwemmen staan in dit gedicht centraal. Daarom zou je deze twee termen motieven kunnen noemen. Daarnaast is eenzaamheid een abstract motief. Paul Snoek gebruikt de eenzaamheid vaak als thema in zijn gedichten. Hier is het echter eerder een motief dan het thema. Ook denk ik dat ‘religie’ of ‘geloof’ een motief is. Woorden als ‘schepper’, ‘schepping’ en ‘heilig’ verraden volgens mij het spirituele karakter van het gedicht.

Vorm, vers en strofebouw

Het gedicht is op de volgende manier opgebouwd: terzine – terzine – kwintet – 1 versregel. Dit is geen vaste vorm; je kan dus besluiten dat je te maken hebt met een vrij vers.

Wat wel opmerkelijk is, is die ene versregel die op het kwintet volgt. Zoals eerder gezegd, voel je de voorzichtigheid van het lyrisch ik in deze laatste omschrijving van ‘zwemmen’. Zoals je in een sonnet te maken hebt met een volta tussen de twee kwatrijnen en twee terzines, zou je hier kunnen zeggen dat de volta tussen het kwintet en de laatste versregel ligt.

Beeldspraak, stijlfiguren en symbolen

Het gedicht is overgoten met beeldspraak, stijlfiguren en symbolen. Allereerst sta ik even stil bij de stijlfiguren.

- enjambement:               Ik moet bekennen dat ik gek ben van water.
                                        Want in het water adem ik water
                                        word ik een schepper die zijn schepping omhelst …

Dit is slechts een van de voorbeelden van zinnen die over verschillende versregels doorlopen.

- parallelisme:                   Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water

                                               …

                                          En zwemmen is de eenzaamheid betasten met vingers …

In dit gedicht geeft het lyrisch ik zijn verschillende visies van ‘zwemmen’. In bovenstaande versregels wordt het zinsverloop herhaald, daarom is het wel logisch dat het zinspatroon er hetzelfde uitziet.

Ook wordt er gebruik gemaakt van symbolen. Water staat in vele religies als symbool voor een reinigend middel. Het lyrisch ik ondervindt overweldigende gevoelens wanneer hij zich in het water bevindt.  

Rijm en klank

Je kan veel alliteraties of stafrijm terugvinden in het gedicht: slapen in spartelend (v1), altijd allesbegrijpend (v6), Want in het water adem ik water (v8), een schepper die zijn schepping omhelst (v9) en een beetje bijna (v12). Daarnaast vind je geen andere soorten rijm terug in het gedicht.

In de eerste versregel gebruikt de dichter de woordcombinatie ‘spartelend water’. Je hoort in het woord spartelen echt het spatten van het water op het wateroppervlak. Dit is een soort klanknabootsing of onomatopee.

Ritme en metrum

In dit gedicht kan je volgens mij een trochee herkennen. Een harde klank wordt steeds gevolgd door een zachte klank. De eerste versregel wordt dan op volgende manier gescandeerd.

Zwemmen is losbandig slapen in spartelend water.

    -       u    -   u   -    u     -   u    -     u    -  u     -   u

Door de enjambementen krijgt een gedicht een sneller ritme. Moesten de zinnen niet over verschillende versregels gelopen hebben, dan zou het metrum de lezer misschien belet hebben om het gedicht vlot en snel te kunnen lezen.

 

Bronnen

Droog, B. F. (2014, Augustus 26). Paul Snoek. Opgehaald van Nederlandse Poëzie Encyclopedie: https://www.nederlandsepoezie.org/dichters/s/snoek.html

Leus, H. (1991). Dichters van nu 2 - Bloemlezing uit de poëzie van Paul Snoek. Gent: PoëzieCentum.

red. (2011, Oktober 11). De wijdere wereld van Paul Snoek. Opgehaald van Cobra.be: https://cobra.canvas.be/cm/cobra/boek/1.1130361

red. (2011). Paul Snoek: Verzamelde gedichten. Opgehaald van dbnl: https://www.dbnl.org/tekst/_ons003198401_01/_ons003198401_01_0108.php

red. (2014, December 11). Paul Snoek. Opgehaald van Wikipedia, de vrije encyclopedie: https://nl.wikipedia.org/wiki/Paul_Snoek

red. (2016). Een zwemmer is een ruiter. Opgehaald van Poëzieleestafel: https://www.poezie-leestafel.info/paul-snoek/16449-een-zwemmer-is-een-ruiter